Antidumpingheffing; niet altijd een voldongen feit!

In bepaalde gevallen heft de Douane een antidumpingheffing. Deze heffing bestaat om tegen te gaan dat producten op de Europese markt worden verkocht tegen een (te) lage prijs. Zo’n antidumpingheffing wordt ingesteld op verzoek van de Europese markt en er moet eerst een uitgebreide procedure worden gevolgd, voordat de heffing mogelijk is. Het Hof van Justitie heeft de afgelopen jaren diverse arresten gewezen waarbij is vastgesteld dat een verordening waarmee de instelling van een antidumpingheffing ongeldig blijkt te zijn. Dat betekent dat de heffing niet verschuldigd was. U moet dan wel tijdig bezwaar maken of een verzoek om terugbetaling indienen.

Waarom antidumpingheffing?

Het is niet vreemd dat bij de wereldhandel die we nu kennen, grote prijsverschillen bestaan tussen diverse landen, producenten en exporteurs. Een groot prijsverschil is dan ook geen directe aanleiding voor het instellen van een antidumpingheffing (ADH). Dat is pas het geval als producten worden gedumpt.

In de meeste gevallen wordt door een exporteur gedumpt omdat hij een nieuw afzetgebied wil veroveren. Dat mag en is niet verboden. Maar als de dumping leidt tot schade aan de industrie van de Europese Unie kunnen door de Europese Raad antidumpingmaatregelen worden genomen in de vorm van een extra heffing, de antidumpingheffing.

Hoe komt de heffing tot stand?

Het initiatief voor de ADH ligt bij degene die er schade van ondervindt. Meestal worden klachten over dumping ingediend door een Europese bedrijfstak of belangengroep bij de Europese Commissie. De Commissie gaat dan na of de klachten terecht zijn. Daarna worden 4 criteria getoetst:

  • Is er daadwerkelijk sprake van dumping?
  • Is er sprake van schade?
  • Is er sprake van een oorzakelijk verband tussen de schade en de dumping?
  • Zijn mogelijke antidumpingmaatregelen in het belang van de Europese Gemeenschap?

Vooral dat laatste criterium is lastig. De Europese Commissie moet namelijk de gevolgen beoordelen voor niet alleen de “klagers” (meestal Europese producenten), maar ook voor de importeurs en gebruikers. Het is een afweging van belangen: van consumenten, importeurs en retailers tegenover die van producenten.

Omdat de hele procedure wel 15 maanden in beslag kan nemen (dat is ook de maximale termijn), kan de Europese Commissie tussentijds beslissen of een voorlopige antidumpingheffing wordt opgelegd. Deze wordt voor maximaal zes maanden ingesteld maar kan ook nog  worden verlengd. Over de definitieve ADH beslist de Raad van Europese Ministers en de ADH heeft gebruikelijk een looptijd van vijf jaar.

De handel kan ook worden verlegd naar andere landen zodat de dumping vanuit die landen wordt voortgezet.

Ontwijking en aanvullende maatregelen

Nadat de ADH is ingesteld, zullen de diverse handelspartijen hier uiteraard op anticiperen. In diverse gevallen valt de handel stil vanuit het land waar de ADH op rust. De handel kan ook worden verlegd naar andere – vaak omringende – landen zodat de dumping vanuit die landen wordt voortgezet. Als wordt aangetoond dat deze verlegging feitelijk een ontwijking van de ADH betekent, dan kan de ADH worden uitgebreid naar de handel die ook uit de “verleggingslanden” plaatsvindt. 

Voor deze uitbreiding moet dan wel weer een formeel onderzoek worden uitgevoerd en moet aan de partijen die zouden ontwijken om nadere informatie worden gevraagd. Voor diverse producten heeft in het verleden ontwijking plaatsgevonden. Bijvoorbeeld bij de invoer van zonnepanelen of bevestigingsmiddelen.

Laten we de ontwijking bij zonnepanelen volgen. Oorspronkelijk was de ADH alleen van toepassing bij de invoer vanuit China, maar al snel was de Commissie van mening dat ervanuit andere landen werd gedumpt. Daarom is er een aanvullende ADH van toepassing verklaard voor invoer uit een aantal omringende landen.

Vernietiging van de verordening

Zoals beschreven, gelden er diverse voorwaarden voor het instellen van een ADH. Die voorwaarden zijn in detail uiteraard nog uitgebreider. Als de ADH wordt ontweken, dan gelden voor het uitbreiden van de ADH ook diverse voorwaarden.

Inmiddels heeft het Hof van Justitie in diverse zaken geoordeeld dat een antidumpingheffingverordening ongeldig was.

Zo oordeelde het Hof van Justitie op 17 december 2015 (Apex GmbH Internationale Spedition, C-371/14) over de ADH die rustte op niet-navulbare zakgasaanstekers met vuursteentje. Oorspronkelijk gold deze ADH voor invoer vanuit China, maar na enige tijd werd onderzocht of de ADH niet ook – wegens ontwijking – moest worden uitgevoerd voor goederen verzonden vanuit Vietnam. De Europese Commissie stelde aan de hand van statistische gegevens vast (let vooral op de jaartallen) dat de invoer vanuit China in 1991 – toen de ADH de eerste keer was ingesteld – sterk was gedaald en nadien laag was gebleven. Daarnaast stelde de Europese Commissie vast dat de invoer vanuit Vietnam vanaf 2007 snel was gestegen en dat de invoer in Vietnam vanuit China vanaf 1999 was gestegen.

Het Hof van Justitie was van mening dat met deze gegevens onvoldoende bewijs bestond om te kunnen stellen dat er sprake was van ontwijking. Daarom verklaarde het Hof de verordening waarmee de ADH was uitgebreid tot invoer vanuit Vietnam ongeldig.

Het bleef niet bij dit ene arrest. Zo heeft het Hof van Justitie op 4 februari 2016 arrest gewezen (C & J Clark International Ltd. en Puma SE, C-659/13 en C-34/14) over verordeningen waarbij een definitief antidumpingrecht is ingesteld op schoeisel van oorsprong uit China en Vietnam. Ook deze verordening werd – deels – ongeldig verklaard.

Een ander interessant arrest is het Eurobolt-arrest (C-644/17). Dit arrest, van 3 juli 2019, volgde op prejudiciële vragen van de Hoge Raad der Nederlanden. De vraag was of een uitvoeringsverordening geldig was waarin de reeds geldende antidumpingheffing op bepaalde bevestigingsmiddelen van oorsprong uit China werd uitgebreid tot bepaalde soorten verzonden uit Maleisië. Het Hof van Justitie oordeelde dat die verordening ongeldig was, omdat deze in strijd was met de basisverordening antidumpingheffing (Verordening (EG) nr. 1225/2009).

Uit de vorige drie voorbeelden blijkt dat een antidumpingheffing die wordt opgelegd, lang niet altijd terecht wordt geheven.

Eerdere artikelen

Wij schreven eerder ook al artikelen over antidumpingheffing. Bijvoorbeeld over het feit dat een antidumpingheffing ook met terugwerkende kracht kan worden ingesteld. Daarin hebben we ook geschreven over de aangehouden verificatie en antidumpingheffing. De (douane-)expediteur loopt namelijk een groot risico bij een aangifte waar mogelijkerwijze een antidumpingheffing op rust, terwijl de verificatie wordt aangehouden. Zeker gezien het feit dat de Douane de verificatie van zo’n aangifte soms langer dan een jaar aanhoudt, vergt dit extra aandacht. Klik HIER voor de publicatie.

Conclusie en meer informatie

Voor een importeur of douane-expediteur kan een ADH grote gevolgen hebben. Het gaat vaak over substantiële bedragen. Een ADH kan ook worden uitgebreid naar andere landen als blijkt dat de ADH wordt ontweken.

Maar in lang niet alle gevallen blijkt de heffing van een ADH terecht. Zoals uit de jurisprudentie blijkt, zijn er situaties waarbij bij het onderzoeken en instellen van de ADH fouten zijn gemaakt of conclusies te snel worden getrokken. Het kan dus zinvol zijn om de verordening waarmee de ADH is ingesteld of uitgebreid, eens kritisch tegen het licht te houden om vast te stellen of aan alle voorwaarden is voldaan. Is dat namelijk niet het geval, dan moet de verordening ongeldig worden verklaard en is de ADH ook niet verschuldigd. Wilt u meer informatie hierover, neem dan gerust contact op met Bart Boermsa.

Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaardt Customs Knowledge geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de gevolgen hiervan. Dit artikel is niet bedoeld als een specifiek advies. Zie in dit kader ook de Algemene Voorwaarden van Customs Knowledge BV.